top of page
Search

What if? Een blik vooruit naar de gevolgen van de stelselherziening rechtsbijstand

Soms krijg je van die vragen waar je niet meteen een antwoord op hebt, terwijl je intuïtief wel aanvoelt welke kant het op zou moeten gaan. Dat overkwam me bij de discussielunch van vorige maand (juni) naar aanleiding van mijn artikel over de #stelselherziening #rechtsbijstand.[1] Ik schetste daar het mogelijke (waarschijnlijke) toekomstperspectief als de plannen van Sander Dekker met de tweedelijns rechtshulp uitvoerbaar zouden blijken (wat ik nog moet zien!) en in de praktijk worden gebracht. Die plannen behelzen, kort gezegd, dat de vergoeding voor gesubsidieerde rechtsbijstand niet langer per zaak wordt berekend, maar per ‘pakket’, dat is de beleidsaanduiding voor al het werk dat nodig is om ‘van probleem (ontslag, relatieverbreking, afgewezen asielaanvraag) naar oplossing’ te komen. En, tweede element, dat de beoogde afnemers van de pakketten niet langer alleen advocaten zijn, maar ook andere rechtshulpverleners zoals #rechtsbijstandverzekeraars. Ik legde uit dat/waarom verzekeraars alleen geïnteresseerd zullen zijn in pakketten op de rechtsterreinen WWW (wonen, winkelen, werk) en kwesties samenhangend met relatieverbreking of conflicten met de overheid links zullen laten liggen. En toen kwam die vraag: “Is daar iets mis mee? Waarom is het ‘erg’ als verzekeraars het werk gaan doen waarmee ze vertrouwd zijn - en dat ze daardoor efficiënter en dus voor een lagere prijs zullen doen dan advocaten - als de ‘winst’ die daarmee wordt geboekt wordt gebruikt om de vergoedingen op andere rechtsterreinen te verhogen? Daar profiteert de sociale advocatuur dan toch ook van?” Er was geen tijd meer voor een gedegen antwoord, maar intuïtief - ik zei het al - voelde ik al wel aan dat dit inderdaad niet wenselijk (‘erg’ in de woorden van de vraagsteller) is. Vandaar bij deze mijn onderbouwde antwoord.#stelselherziening #rechtsbijstand.[1] Ik schetste daar het mogelijke (waarschijnlijke) toekomstperspectief als de plannen van Sander Dekker met de tweedelijns rechtshulp uitvoerbaar zouden blijken (wat ik nog moet zien!) en in de praktijk worden gebracht. Die plannen behelzen, kort gezegd, dat de vergoeding voor gesubsidieerde rechtsbijstand niet langer per zaak wordt berekend, maar per ‘pakket’, dat is de beleidsaanduiding voor al het werk dat nodig is om ‘van probleem (ontslag, relatieverbreking, afgewezen asielaanvraag) naar oplossing’ te komen. En, tweede element, dat de beoogde afnemers van de pakketten niet langer alleen advocaten zijn, maar ook andere rechtshulpverleners zoals #rechtsbijstandsverzekeraars. Ik legde uit dat/waarom verzekeraars alleen geïnteresseerd zullen zijn in pakketten op de rechtsterreinen WWW (wonen, winkelen, werk) en kwesties samenhangend met relatieverbreking of conflicten met de overheid links zullen laten liggen. En toen kwam die vraag: “Is daar iets mis mee? Waarom is het ‘erg’ als verzekeraars het werk gaan doen waarmee ze vertrouwd zijn - en dat ze daardoor efficiënter en dus voor een lagere prijs zullen doen dan advocaten - als de ‘winst’ die daarmee wordt geboekt wordt gebruikt om de vergoedingen op andere rechtsterreinen te verhogen? Daar profiteert de #socialeadvocatuur dan toch ook van?” Er was geen tijd meer voor een gedegen antwoord, maar intuïtief - ik zei het al - voelde ik al wel aan dat dit inderdaad niet wenselijk (‘erg’ in de woorden van de vraagsteller) is. Vandaar bij deze mijn onderbouwde antwoord.

Eén mogelijk bezwaar is de minister al wel bekend: de verzekeringsbranche en met name het toezicht op deze branche is minder transparant en minder laagdrempelig dan dat op de advocatuur. Dat hangt mede samen met de organisatiestructuur van beide sectoren. Het voert te ver om op alle finesses in te gaan;[2] laat ik volstaan met te zeggen dat in de verzekeringsbranche het adagium ‘liever oplossen dan beslechten’ ook in de relatie met de eigen verzekerden is doorgevoerd en dat dit lastig kan zijn voor de rechtzoekende die vindt dat zijn rechtshulpverlener tekort is geschoten. Meteen naar een klachteninstantie (in casu het Kifid) stappen kan niet, eerst moet er een poging zijn gedaan tot bemiddeling. Sancties als schorsen of van het tableau schrappen van een individuele rechtshulpverlener bestaan in deze sector al evenmin; een eventuele klacht is namelijk gericht tegen de verzekeraar, niet tegen degene die de zaak heeft behandeld. Als die inderdaad tekort is geschoten krijgt de klant waarschijnlijk een schadeloosstelling van zijn verzekeraar, waarmee het probleem, zou je kunnen zeggen, is ‘opgelost’. Maar of zijn klacht gevolgen heeft gehad voor degene die tekort is geschoten of die hem onheus heeft behandeld komt hij niet te weten. Ook het overstappen naar een andere rechtshulpverlener is problematisch. Intern, binnen de verzekeringsmaatschappij, zal dit geen probleem geven, maar een overstap ‘naar buiten’ wordt ingewikkelder. Anderzijds moeten we deze bezwaren nu ook weer niet te groot maken. Verzekeraars hebben een goede trackrecord voor het oplossen van problemen en ze scoren hoog op het thema ‘klanttevredenheid’. Dat relativeert de bezwaren tegen de toedek-methode bij klachten over gemaakte fouten. Maar die tevredenheid betreft de categorie verzekerden, hoe hun strategie en hoe hun resultaten zullen zijn bij meer kwetsbare burgers, die niet voor deze verzekeraar hebben gekozen maar er naar zijn verwezen, staat nog te bezien. En in dat licht is de geringe transparantie en de hoge klacht- en overstap-drempel weer wel problematisch. De minister is niet blind voor deze verschillen. Bij de presentatie van dit deel van het plan merkte hij op dat de voorwaarden voor alle afnemers van #rechtshulppakketten gelijk dienen te zijn. Maar of hij daarbij ook deze aspecten op het oog had - en als dat zo is, hoe hij dit voor elkaar denkt te krijgen - is onduidelijk.

Het tweede aspect heeft minder aandacht gekregen. #Rechtsbijstandsverzekeraars ontlenen hun kennisvoorsprong aan de veelheid aan data die door hen zijn vergaard. Hierdoor kunnen ze sneller en eenvoudiger voorspellen hoe een rechter in een individuele zaak zal oordelen, wat ten goede komt aan een efficiënte en effectieve zaaksbehartiging. Ook het feit dat daardoor onnodige procedures kunnen worden voorkomen, zal de minister als muziek in de oren klinken. Maar al die kennis van en het leunen op recht-dat-was heeft ook een keerzijde. Landschapsveranderende jurisprudentie is er vaak gekomen door rechtshulpverleners - advocaten, vakbonden of anderen - die in het rechtssysteem geslopen onrecht aan de kaak wilden stellen en daarmee dwars tegen de mainstream van recht-dat-is/was ingingen. Rechtsvorming ontstaat vaak, om het nog wat anders te zeggen, door ‘dwarse’ rechtshulpverleners die liever op het eigen ‘maar dat is niet eerlijk’ gevoel vertrouwden dan op handboeken die een andere uitkomst voorspellen. En nu het landschap waar de minister de rechtsbijstandsverzekeraars wil toelaten wordt bevolkt door mensen die meer dan anderen te lijden hebben onder ‘systemisch onrecht’, zou ik toch maar zeggen: niet doen. Deze marktvergroting aan de aanbodzijde gaat ten koste van de slagkracht van een tegenmacht die onmisbaar is om onze rechtsstaat tijdig naar behoren te laten functioneren. Niet alleen in het publiekrecht, maar ook en zeer zeker binnen het privaatrecht.

Mijn derde bezwaar is meer institutioneel. Ik vraag me sterk af of de vermeende baten van het toelaten van rechtsbijstandsverzekeraars op het domein van de gesubsidieerde rechtsbijstand zullen opwegen tegen alle lasten die met zo’n operatie gepaard gaan. Grote hervormingen gaat vaak van ‘au’ en roepen jaren later het gevoel op dat we het beter niet hadden kunnen doen. Of in elk geval de vraag waarom we het ook alweer gedaan hebben. En droevig genoeg komt dat ‘au’ meestal terecht bij de mensen voor wie we het gedaan hebben: de mensen in de bijstand die vaker geactiveerd zouden worden of de jongeren in de jeugdzorg die sneller en effectiever geholpen zouden worden.


Kortom, vraagsteller, dit is er kort samengevat op tegen:

1. de institutionele structuur van het verzekeringswezen bergt risico’s in zich bij de inzet van deze dienstverleners als rechtshulpverlener voor kwetsbare burgers.

2. als de toelating van rechtsbijstandsverzekeraars ertoe leidt dat de sociale advocatuur op bepaalde gebieden uit de markt wordt gedrukt, gaat dit ten koste van de rechtsvorming en van de tegenmacht op die terreinen.

3. eerdere grote hervormingen - die (eveneens) zijn ingezet vanwege een vermeende grotere efficiëntie en effectiviteit - hebben laten zien dat zulke operaties ook grote schade kunnen aanrichten. Die schade komt dan steevast terecht bij kwetsbare burgers.

[1] M. Westerveld, De stelselherziening van Dekker, een eerste analyse, NJB 2021, 1394. [2] Voor een meer uitgebreide (en kritische) analyse van de werkwijze en organisatiestuur van rechtsbijstandsverzekeringen zie T. Steinz, ‘Gaat het wel goed met onze rechtsbijstandsverzekeringen?’, NJB 2018, 1141

92 views0 comments

Recent Posts

See All

Huiswerk voor de minister voor rechtsbescherming!

Het coalitieakkoord bevat een aantal opdrachten voor de minister voor rechtsbescherming. Zo moet hij zorgen voor een verlaging van het griffierecht, voor een versterking van de sociale advocatuur en h

Open brief aan beoogd minister Weerwind

Geachte heer Weerwind, Van harte gefeliciteerd met uw benoeming als minister voor Rechtsbescherming. U krijgt ongetwijfeld diverse mapjes en mappen te lezen over een veelheid van onderwerpen waar u st

bottom of page